Abu Melle
journalistieke producties

Achtergrond

 

Volkskrant zaterdagkatern Utrecht 2004

 

 

10 december 2004

Seniorenberg

Heuvelrug lonkt ouderen

 6 november 2004

Draavlak gezocht

Tegenstanders herindeling steken alsnog de kop op

15 oktober 2004

Leer mij kennen

Twee nieuwe moskeeen op het dorp

23 september 2004

Terug naar het schraalland

Vernatting verzandt op Heuvelrug

1 mei 2004

Kwestie van lange adem

De strijd om de infrastructuur

27 maart 2004

Heilzaam werk

Zorgboerderij of boerderijzorg

31 januari 2004

Groene diensten

Nieuwe landgoederen

 

Nedstat Basic - Gratis web site statistieken
Eigen homepage website teller

                       

 

 

Volkskrant 10.12.04

Care Valley Heuvelrug

 

Op de Heuvelrug wonen al veel oude mensen en dat worden er de komende decennia niet minder. Dat moet je niet proberen tegen te houden, daar kun je je maar beter goed op voorbereiden munt uit slaan, zegt Zeist. Maar wij willen vitaal blijven, zeggen de buurgemeenten.

 

De omgangsvormen op Park Boswijk zijn ouderwets voorkomend. Het is dat de deuren met een druk op de knop automatisch openzwaaien, anders zouden de bewoners met liefde de ganse dag alle deuren voor elkaar open houden. En er zijn nogal wat deuren, met vierhonderd luxeappartementen is Park Boswijk –gelegen tussen het bosgroen van de Doornse Heuvelrug en grasgroen van de Langbroekerwetering- een dorp op zichzelf. In de overdekte glazen lichtstraat –kapper, bank, postagentschap, supermarkt, fysiotherapeut- vliegen de beleefde goedemorgens je om de oren. Linksaf  het inpandige restaurant in buigen twee dames hun grijze permanenten over het gladde biljartlaken, kin soepel op de keu. Aan een tafeltje verderop zit meneer De Boer, geboren 1911. Voor hem ligt de Vrij Nederland klaar naast een kopje koffie. Veertien jaar geleden verhuisde De Boer van metropool Amsterdam naar het rustieke Park Boswijk; hij kreeg de boodschappen de trap niet meer op. De Boer koos na grondig onderzoek voor Park Boswijk, omdat er alles onder één dak is, inclusief de ziekenboeg. De Boer is tevreden over zijn keus. De gewezen professor in de theoretische natuurkunde roemt vooral de sociale cohesie in Boswijk. Lange tijd heeft hij zijn internationale kennissenkring nog kunnen onderhouden: ''Maar geleidelijk komt daar toch de klad in. Dan is het belangrijk dat er hier ook mensen zijn waarmee je kunt praten.''

 

Utrecht is een provincie met een relatief jonge bevolking. Studenten en groeigemeenten als Houten duwen de gemiddelde leeftijd tot ruim onder het landelijk gemiddelde. Maar niet overal is de provincie jong en groen. De Heuvelrug bijvoorbeeld is een land van relatief oude mensen. Dat is het al sinds de achttiende eeuw, toen rijke Hollandse koopmannen aan de voet van die heuvels neerstreken om op hun Buitenplaetsen en Landgoederen bij te komen van de Oostindische handel. Tussen die buitenplaatsen zijn intussen lange rijen zorgcentra –voorheen bejaardentehuizen- verrezen. Doorn is –mede dankzij de 450 inwoners van Park Boswijk- al jaren de oudste gemeente van de provincie, met bijna een kwart van bevolking in de categorie 65 plus. In Doorns kielzog zijn ook Maarn, Driebergen en Zeist vergrijsde gemeenten, hetzelfde geldt verder westwaarts voor Soest en De Bilt. De leefomstandigheden op de Heuvelrug zijn goed voor ouderen. Er is ruimte, er is rust en ondernemers houden terdege rekening met de doelgroep. De lokale Griek in Doorn heeft een seniorenmenu op de kaart. In Driebergen zijn er geregeld seniorenfietstochten. En in Zeist staat een seniorenziekenhuis.

 

Dat vraag en aanbod komen op de Heuvelrug samenkomen lijkt een simpel gevolg van economische clustering: bedrijven rond de zorg en dienstverlening zoeken elkaar en de senioren op. Het heeft ook met schaal der dingen te maken, zegt directeur Strack van Schijndel van Park Boswijk na met enige trots alle diensten –van wasserette tot breedbandinternet- opgesomd te hebben. ''Door de schaalgrootte kunnen we dat hele pakket aanbieden tegen een redelijke prijs. En we bieden veiligheid. Kijkend naar de toekomst is dat belangrijk.'' Kijken naar de toekomst doet ook de gemeente Zeist. Vergrijzing is geen probleem, maar een kans, vindt gemeentelijk deskundige Gerard Rijerse. Hij heeft het allemaal doorgerekend: binnen twee decennia is een kwart van Zeist 65 plus en een aanzienlijk deel daarvan alweer 75 plus. Die trend is niet te stoppen, ook al zou Zeist ruimte maken voor een nieuwbouwwijk met 'een golf eengezinswoningen'. Rijerse: ''Je kan twee dingen doen. Je er tegen verzetten, maar dat gaat niet. Of je kunt er in mee gaan.'' En al zijn nog niet alle politieke partijen overtuigd, ambtelijk Zeist neigt de laatste jaren naar meegaan. In de 'visiedocumenten' zet de gemeente hoog in op zorg. Burgemeester Boekhoven spreekt graag over de Care Valley, de zorgvallei, die rond Zeist zou moeten verrijzen, met als lichtend voorbeeld de computereconomie Sillicon Valley in het California van de jaren negentig. Eigenlijk ís de Heuvelrug al die kant op aan het gaan, zegt Rijerse: ''Een kwart van de lokale economie draait op de zorg. We moeten doordrongen zijn van de voordelen die het ons biedt.''

 

Het gaat bij die zorgvallei niet zozeer om het binnenhalen van nog meer senioren, denkt Rijerse, het gaat vooral om vernieuwing en innovaties in het kielzog van de privatisering van de zorgsector. Daarvoor is de omgeving van Zeist uitermate geschikt, want er zit al heel veel deskundigheid. Universiteit Uithof, ziekenhuis UMC, onderzoeksinstituut RIVM, de koepel van zorgverzekeringen, een hele rits zorgcentra zijn uitgelezen instanties –zeggen deskundigen- om de lifessciences, de geriatrie, de biomedische wetenschappen verder te ontwikkelen. Eind november nog bogen veertig hoge deskundigen zich op over het unique selling point van Zeist als 'care valley vanuit de aanwezige kennis- en innovatiecluster'. Maar naast marketingleuzen zijn er ook concrete voorbeelden. Het Zeister ziekenhuis bijvoorbeeld specialiseert zich in toenemende mate als seniorenziekenhuis: er komt een 'heupstraat', waar senioren beter en sneller aan nieuwe gewrichten worden geholpen. En verder, zegt Rijerse, zou het ook goed zijn als er locaties beschikbaar komen waar nieuwe soorten seniorenwoningen en zorgcentra plaats kunnen krijgen. Zonder dat het meteen een seniorenstad wordt, zegt Rijerse: ''Het moet hier geen Suncity worden.''

 

Alex Sievers van het Woudenbergse adviesbureau INBO vindt het zo'n slecht idee niet, de Heuvelrug als seniorenstad. Sievers studeerde de laatste jaren intensief op de oudere van de toekomst. Vorig jaar nog was hij in Sun City, Arizona, waar tienduizenden Amerikaanse senioren vol levensvreugde samen in een seniorenstad wonen. Afgelopen najaar bracht Sievers zijn plan voor een Nederlandse versie van de seniorenstad in de publiciteit. Naast positieve reacties maakte dat ook veel negatieve gevoelens los, merkte Sievers. Alsof het zou gaan om een vesting vol bejaarden die met niemand te maken zouden willen hebben. Terwijl het hem vooral gaat om een omslag in het denken over ouderen. Eenzaamheid is daarbij een belangrijk gegeven, zegt Sievers: ''Voor mij was eenzaamheid een belangrijke aanleiding om aan dit project te beginnen. Ouderen zijn vooral op zoek naar meer perspectief in hun leven. Laatst zei een mevrouw tegen me: leuk, die jonge mensen in de straat. Maar eigenlijk ken ik ze niet, weet ik helemaal niet wat ze doen.'' Recent Utrechts onderzoek geeft Sievers gelijk: 40% van de 65-plussers in de provincie noemt zich eenzaam.

 

In Sievers seniorenstad wordt die zestigplussers veel meer ruimte geboden. Niet als 'zorgvragers', maar al levensgenieters, uit alle sociale milieus -maar gelijkgestemd vanwege hun leeftijd. Sievers: ''Ik heb onderzocht hoe de Nederlandse senioren tegen de seniorenstad aankijken. Driekwart zei er wel wat voor te voelen. Dat was meer dan verwacht. Het zijn mensen die nog twintig jaar actief willen zijn, zich willen ontplooien, samen genieten. Bied ze daarvoor een plek.'' De overheid zou daarvoor de juiste condities moeten scheppen, zonder dat die overheid meteen alles voor die ouderen wil verzinnen en regelen. Via grondbeleid, via toewijzing van bouwlocaties zou de overheid plaats moeten maken voor dergelijke initiatieven, die de senioren het best zelf kunnen invullen. Concreet heeft dat wel degelijk met schaal en clustering te maken,  zegt Sievers. ''Voor voorzieningen heb je genoeg klanten nodig, dus wat dat betreft moet er enige clustering zijn. En uiteindelijk heb je wel locaties nodig natuurlijk. Dan hebben we het niet over zomaar een seniorenstraatje.'' Volgens Sievers gaat het in de eerste plaats om aantrekkelijke milieus en dan maakt de Heuvelrug een aardige kans: ''Op de Heuvelrug liggen leuke dorpjes, in een mooie omgeving. Ze zijn goed bereikbaar. En er is een stad dichtbij.''

 

De Zeister wijk Kerckebosch –precies waar de zorgcentra al zwaar geclusterd zijn en het seniorenziekenhuis staat- is hard op weg een klein seniorenvalleitje te worden. De wijk wordt de komende jaren uit- en ingebreid met nog eens vijfhonderd 'levensbestendige' woningen. Om uit te groeien tot een Care Valley met nationale uitstraling rekent Zeist overigens op de steun van de regiogemeenten en andere overheden. De tojd lijkt daar nog niet rijp voor, want elders op de Heuvelrug is de animo voor een seniorenconcentratiegebied een stuk minder. Daar heerst de gedachtegang nog dat senioren het beste in hun eigen leefomgeving kunnen blijven wonen. Want zestigers worden zeventigers en vervolgens tachtigers en dan komt de dag dat ze nogal wat care nodig zullen hebben. De wachtlijsten en personeelstekorten op de Heuvelrug zijn al groot genoeg, vinden beleidsmakers. Daar hoeven niet direct nieuwe klanten bij te komen. Zo kijkt ook Park Boswijk-directeur Strack van Schijndel met interesse naar de asielzoekersbarakken vlak achter zijn klein seniorenstadje. Die maken binnenkort waarschijnlijk plaats voor luxe seniorenwoningen; dat zou een mooie nieuwe afzetmarkt voor Park Boswijk zijn. Toch, nog meer zorgcentra op de Heuvelrug moet eigenlijk niet, vindt Strack van Schijndel, want een al te scheve bevolkingsopbouw is voor een samenleving niet goed: ''Je wilt toch een vitale gemeente hebben.'' Hij staat in die opvatting niet alleen. De roep om vitaliteit klinkt steeds vaker. Het visiedocument van de nieuw te vormen gemeente Heuvelrug spreekt met enige zorg over de vitaliteit van de nieuwe gemeente. Huisvesting voor henzelf en het voorkomen van vergrijzing bleken bij een inspraakavond in november de belangrijkste wensen van de jongeren van de nieuwe gemeente te zijn. En de op te heffen gemeente Driebergen maakte afgelopen week nog een weiland vrij voor tweehondervijftig nieuwe woningen. Met het oog op een vitale toekomst moeten daar vooral jonge starters komen wonen.

 

__________________ñ____________________

 

Volkskrant 06.11.04

De strijd om het draagvlak

 

 

Net nu het een voldongen feit lijkt, steken de tegenstanders van herindeling op de Heuvelrug ineens de koppen op. ''Ze zijn laat. Maar nog niet te laat.''

 

Ineens is daar een comité, met een website, met persberichten, met interviews in de lokale en regionale pers.  Het is inderdaad verrassend laat. Al sinds de jaren negentig praat de Heuvelrug over herindelen. De vorige herindeling –van bovenaf- blies de minister van binnenlandse zaken in 1999 definitief af. Nauwelijks een jaar later verzoeken Doorn en Maarn alsnog om een fusie op de Heuvelrug, want ze trekken het bestuurlijk niet meer. De provincie meent dat Leersum en Amerongen mee moeten, omdat die gemeenten afzonderlijk ook te klein en te zwak zouden zijn om de toegenomen bestuursproblemen het hoofd te bieden. Op aandringen van de provincie sluit Driebergen zich aan bij de nieuwe 'middelgrote bestuurskrachtige gemeente'.

 

De gangbare procedures zijn er sindsdien overheen gegaan. Open bijeenkomsten, onderzoeken, hoorzittingen, inspraakavonden, peilingen. Er was tegenstand, vooral vanuit Leersum. Het was niet genoeg, en van georganiseerde oppositie was nimmer sprake. Maar net nu de Gedeputeerde Staten van de Provincie Utrecht besluiten dat de herindeling tot een 'middelgrote, bestuurskrachtige gemeente Heuvelrug' definitief door moet gaan, steekt de oppositie dan toch de kop op. Dat lijkt een vreemd moment. ''Helemaal geen vreemd moment,'' zegt Wim Doelman, de Doornse vice-voorzitter van het comité en bestuurskundige in ruste. ''Wij hebben altijd gedacht dat de provincie rekening zou houden met het draagvlak onder de bevolking. Dat is niet gebeurd. Dus is nu het moment om daar gezamenlijk tegen ten strijde te trekken.''

 

Doelman en plaatsgenoot Herman Postema, journalist van het Reformatorisch Dagblad, bellen kort na het besluit van Gedeputeerde Staten de Heuvelrug rond en verzamelen binnen een paar dagen een bonte stoet mensen om zich heen: een oud wethouder, een ontwikkelingswerker, een ex-TNO-directeur, een schrijver van thrillers. En nog steeds komen er mensen bij. Mensen van alle kanten van de Heuvelrug. De samenstelling van het gezelschap loopt dwars door alle partijlijnen heen, zoals de herindelingdiscussie overal op de Heuvelrug partijen splijt. Tot voorzitter benoemen ze Linda de Mooij, overdag directiesecretaresse te Zeist en 's avonds actief als fractieassistent van de plaatselijke partij Leersums Belang. Leuk wil ze haar allernieuwste hobby niet meteen noemen. ''Het doel, daar ga ik voor. Slapen gaat wat minder de laatste weken. De mensen vinden ons moedig, zijn soms zelfs ontroerd, worden heel persoonlijk. Dat geeft verantwoordelijkheid.'' zegt De Mooij.

 

Het doel, dat is voor De Mooij voorkomen dat Leersum wordt heringedeeld. Want herindelen lost niets op: ''We moeten herindelen omdat de gemeenten zoveel problemen hebben. Maar het heeft natuurlijk geen zin om die problemen dan maar samen te voegen. Nul plus nul is nul. Die gemeenten hebben hun werk gewoon niet goed gedaan. Als in de nieuwe gemeente dezelfde mensen worden benoemd dan houden we dezelfde problemen.'' Bovendien, zegt De Mooij en met haar het comité, kleven er aan herindelingen tal van bezwaren: ''Het kost veel meer geld. En de afstand tot het bestuur neemt weer verder toe. Ik kom mijn wethouder nu tegen in de supermarkt. Dat wil ik graag zo houden.''

 

Zwaarder dan de inhoudelijke argumenten vinden De Mooij en haar medestanders de slordige manier waarop er met het begrip draagvlak is omgesprongen. Draagvlak onder de bevolking is sinds 2001 een belangrijke voorwaarde voor herindeling. Maar dat draagvlak is helemaal niet gemeten, vindt het comité, en daarom is draagvlak nu hun wapen. De Mooij: ''De GS zeggen; de gemeenteraden vertegenwoordigen het draagvlak. Dat bestrijden wij. In Amerongen kiest de gemeenteraad voor herindeling met de Heuvelrugmeenten, terwijl uit een peiling onder de bevolking blijkt dat ze liever met andere gemeenten fuseren. In Driebergen hetzelfde: meer dan vijftig procent tegen, maar de raad besluit toch voor herindeling. Alleen in Leersum heeft de gemeenteraad naar de bevolking geluisterd.'' En voor de manier waarop in Doorn en Maarn met het draagvlak is omgesprongen hebben De Mooij en Doelman al helemaal geen goed woord over. Daar bestond het meten van draagvlak uit het organiseren van een enkele hoorzitting en inspraakavond. In Doorn kwam nauwelijks iemand opdagen. Doornaar Doelman zelf ook niet: ''Ik  had geen zin. De uitslag stond van te voren al vast. Dan kijk ik liever naar een voetbalwedstrijd.'' De Mooij: ''De mensen kregen te horen dat ze geen nieuwe argumenten aanvoerden. Van hun opmerkingen is geen verslag gedaan. Terwijl het voor een burger al moeilijk genoeg is om op te staan en wat te zeggen tegen een doorgewinterde bestuurder met de hakken in het zand.''

 

Het comité is nu drie weken oud en krijgt veel aandacht in de regionale en lokale pers. Bij haar aantreden gaf De Mooij haar comité tien procent kans van slagen, inmiddels schat ze het in op dertig procent. Het is moeilijk de aanhang van het comité in te schatten. Het tellertje op de website van het comité wijst niet meteen op een grote toeloop, maar volgens De Mooij ontvangt het comité mailtjes, telefoontjes en steunbetuigingen uit alle hoeken van de Heuvelrug. Dat mensen moeilijk daadwerkelijk in beweging zijn te krijgen, merkt De Mooij nu trouwens aan den lijve: ''Het is een consumptiemaatschappij. Mensen zitten op de bank te zappen. Ze willen geen moeite doen, ook al zijn ze nog zo boos. We moeten ze erbij slepen en dat kost veel energie. Maar het is wel gelukt.'' De Mooij heeft aan de laatste weken een gevoel van momentum aan overgehouden. Te laat is het volgens haar niet. ''Het is stressy, maar het kan nog.  Nu moeten we in actie komen.'' De actie zal bestaan uit het ophalen van handtekeningen, minimaal vijftienhonderd heuvelrugbreed. Dan heet de actie een officieel 'burgerinitiatief' en dan bestaat de kans dat de provincie het voorstel tot herindeling uitstelt. En van uitstel kan afstel komen, hoopt het comité. De eerste vijftig handtekeningen zijn al binnen. Wat er verder aan acties moet gebeuren, daar moet nog over vergaderd worden, komende zaterdag weer. De Mooij: ''Het komt allemaal heel spontaan. En mocht Remkes naar Leersum komen dan wil ik een spandoek omhoog houden.''

 

De grote vraag –ook van de bestuurders- is nu de wat de aanhang en reikwijdte van het comité is. Rein Bijkerk, fractievoorzitter van GroenLinks in de provinciale staten, noemt het verrassend dat zich toch nog een volwaardige oppositie aandient. ''Het komt eigenlijk uit de lucht vallen, omdat de procedures al goeddeels voorbij zijn. Het is laat, maar niet te laat. Want het eindoordeel moeten we nog vellen.'' Dat moet gebeuren op 6 december. En dat een eindoordeel verrassend kan uitpakken, valt niet uit te sluiten. Bijkerk: ''We hebben net de affaire Maartensdijk gehad. Daar is het misgegaan omdat de herindeling van bovenaf is opgelegd en doorgedrukt. Daar moeten we lering uit trekken. Want er komt na de Heuvelrug nog een hele reeks herindelingen.'' Dat het voortaan veel zorgvuldiger moet, dat vindt volgens Bijkerk niet alleen zijn eigen fractie, maar alle fracties in de provinciale staten. ''Het politieke draagvlak voor een herindeling is er, dat weten we. Maar of het maatschappelijk draagvlak er ook is, dat moeten we nog eens goed gaan bekijken. Het is op een wat ongelijkwaardige manier geschiedt. Wat betreft is het interessant wat het draagvlak van het comité in Doorn en Maarn zal zijn. En dan tellen handtekeningen en aantallen zeker.''

 

 

KADER reactie J.P. LOKKER:

 

''De actie van het comite verrast ons'', laat Jan Pieter Lokker, provinciaal gedeputeerde belast met herindelingen, weten. Volgens Lokker is de meting van draagvlak getrapt. De minister en de GS meten het draagvlak 'af' aan de opvatting van de gemeenteraad. De gemeenteraad moet op haar beurt kijken naar het bestuurlijk draagvlak en werken aan het draagvlak onder de inwoners. Dat laatste kan door middel van het informeren van de inwoners en hen in de gelegenheid te stellen hun opvattingen over het herindelingsvoorstel te geven. Volgens Lokker is dat op de Heuvelrug zorgvuldig gebeurd, zowel door de gemeenten als door door de provincie: ''De opmerking van het comite -dat op een slordige wijze met het begrip draagvlak is omgegaan- deel ik dus niet.  Van de gelegenheid om een zienswijze (bezwaar) in te dienen is helaas slechts door zes buergers gebruik gemaakt. Het comiteherindeling nee heeft noch een zienswijze ingediend, noch van zich laten horen op een informatiebijeenkomst.''  Overigens constateert Lokker dat de gemeenten oog blijven hebben voor de problemen die inwonesr gesignaleerd hebben. ''In het fusieproces zal ook veel aandacht zijn hoe de afstand tussen bestuur en bestuurden kan worden overbrugd.''

__________________ñ____________________

Volkskrant 15.10.04

Aanloop naar nieuwe moskeeën lang en roerig

De Ramadan hebben ze net niet gehaald, maar binnenkort ruilen de Driebergse Turken en Marokkanen hun oude barakken in voor twee gloednieuwe moskeeen. Hun voorzitters blikken terug en voorruit.''Ik wil dat mijn kind zijn eigen cultuur kent. Anders vergeten ze alles en worden ze gewone Nederlanders.''

 

In de jaren zestig en zeventig haalt vleesfabriek Gevato gastarbeiders uit Marokko en Turkije om in de varkensslachterij bij station Driebergen-Zeist te gaan werken, Nederlanders zijn daar niet meer voor te krijgen. In de loop der jaren vernederlandsen de gastarbeiders en komen ook de gezinnen van de mannen over naar Driebergen. Begin jaren tachtig krijgen zowel de Turkse als Marokkaanse vereniging toestemming om voor 'gebed en samenkomst' gebruik te maken van door een plaatselijke school verlaten noodgebouwtjes aan de Akkerweg, langs de rafelige oostelijke rand van de bebouwde kom, tussen een moestuincomplex, weilanden, een seniorenflat en een gewone woonwijk uit de vijftiger jaren. Zomer 1995 worden de barakken gesloopt wegens asbestgevaar. Dezelfde winter demonstreren de allochtonen voor een nieuw onderkomen. De gemeente belooft hen een stuk grond om een vast onderkomen te bouwen. Dat wordt hetzelfde perceeltje aan de Akkerweg, dat later voor een zacht prijsje in de handen van de verenigingen overgaat.
Wanneer de Turken en Marokkanen er in 1996 elk nieuwe barakken plaatsen, als tijdelijk onderkomen, komt de buurt in verzet, voornamelijk tegen de overlast van startende, gaande en komende auto's. Ze vinden het geen moskee maar een buurtcentrum op de verkeerde plaats (de allochtonen wonen een buurt verderop) en vrezen een verdere toename van die overlast bij nieuwbouw. Slepende procedures tot aan de Raad van State tegen zowel de barakken als de nieuwbouwplannen begeleiden de komst van de moskeeën, waarvoor najaar 2003 de eerste stenen worden gelegd. Vrijwel tegelijkertijd start de Driebergse Raad van Kerken met enig succes een inzamelingsactie voor de bouw van de beide moskeeën. Begin augustus 2004 komt ook aan de laatste juridische procedure een eind met de goedkeuring van het bestemmingsplan door de Raad van State. De casco's van beide moskeeen staan dan al lang en gebroederlijk naast elkaar aan de Akkerweg

 

 

Mohammed Alkachouti, 36 jaar, voorzitter van het islamitisch cultureel centrum Annasr. Verruilt Berkane, Noord-Marokko, in '87 voor Nederland. Opleiding: HBO-De Horst/sportleider. Beroep: Trajectbegeleider. Vrouw: Huisvrouw. Kinderen: Vier, allen op christelijke school. Niet vanwege het religieuze, het zijn gewoon de beste scholen. Hobby's: Taekwondo, tekenen, lezen. Wat? Alles. Pensioen: In Nederland. Begraven: In Marokko

''Leer mij kennen.''

 

Tien jaar geleden heb ik de eerste generatie afgelost. Voorzitter worden wilde ik eigenlijk niet, maar iemand moest de kar trekken. Onze vaders spraken slecht Nederlands, begrepen het niet goed, werden niet goed begrepen. Gevolg was dat er niets van de grond kwam, dat ze telkens met een kluitje in het riet werden gestuurd.

 

We zijn geld gaan inzamelen. Vooral tijdens de Ramadan. Na het avondgebed gaan we allemaal het land in. Naar de koffiehuizen, theehuizen, moskeeën, overal heen geld inzamelen. Ik ben wel eens om vier uur 's nachts thuisgekomen, met zeven of achthonderd euro op zak. Zo hebben we in tien jaar de helft van het geld opgehaald. De andere helft is door de families zelf opgebracht. Het casco van de moskee alleen al heeft 476.000 euro gekost, daar komt nog zo'n 300.000 bij. We hebben geen cent uit het buitenland gehad. Ik wilde nog een vergunning halen om in Driebergen langs de deur te gaan, maar daar is het niet van gekomen. Dat is mij afgeraden.

 

Hoe is dat nou mogelijk, hoor je, dat dit voor elkaar krijgt. In zo'n klein dorp, met zo'n kleine gemeenschap. Nou, met hard werken dus. We zijn niet zelf gaan bouwen, dat durfden we niet aan. Het is een echte Marokkaanse moskee geworden, mooi geometrisch. Vind ik belangrijk, die Marokkaanse uitstraling. Heel anders dan de moskee hiernaast. Er is overwogen om samen één gebouw neer te zetten, met een Berlijnse muur in het midden. Ik heb de tekening nog thuis liggen. Religieus gezien zou dat kunnen. Uiteindelijk bleken er teveel verschillen te bestaan om het beheer te delen. Taalverschillen, cultuurverschillen. Hiernaast wordt in het Turks gepreekt, onze imam preekt in het Arabischberbers. Bij ons wordt niet gerookt, niet gekaart, geen muziek gedraaid. Er komen bij ons ook veel niet-Marokkanen. Afrikanen, asielzoekers, vooral tijdens de Ramadan. Die komen gemakkelijker hier dan hiernaast, ook vanwege de taal. Bij ons wordt ook vaker gebeden, onze imam is er altijd.

 

Zesenzeventig families zijn lid van de vereniging, in totaal tegen de driehonderd mensen. Bijna allemaal uit de Rif, Noord-Marokko. Er zijn nog dertien Driebergse families die geen lid zijn. Als ik ze tegenkom zeg ik dat wel, waarom komen jullie niet. Denk aan je kinderen, dat ze later hun achtergrond kennen. Als de moskee af is zullen er meer families gaan komen, verwacht ik. Dan krijgen ook de vrouwen hun eigen ruimte. Nee, samen bidden gaat niet. Als een vrouw voor je bukt kan je je hoofd er niet bij houden, zo simpel is het. De jongeren komen nu in de Ramadan wel, maar daarbuiten niet veel. Omdat we geen activiteiten hebben. Daarom hebben we die moskee nodig, dan hebben we eindelijk ruimte voor taallessen, computercursussen, voorlichting. Ik ben erg trots op onze gemeenschap. Bij onze jongens is weinig criminaliteit, zo'n vijf procent is ooit in aanraking geweest met de politie. Dat is weinig in vergelijking met de grote steden. Maar vijf is nog steeds te veel.

 

De moskee is er voor iedereen.  In naam van de islam worden helaas veel eigenbelangen nagejaagd. Dat zijn geen echte moslims, maar het geeft wel voeding aan angst voor de islam. Ach integratie, wat is integratie. Ik wil dat mijn kinderen later twee vlaggen dragen, de Nederlandse en de Marokkaanse. Ze zijn Nederlander, maar ze kunnen hun Marokkaanse huid niet afpellen. We doen al overal aan mee. Maar het moet wel van twee kanten komen. Hoe meer we elkaar kennen, hoe beter we met elkaar zullen omgaan. Dus ik zou zeggen: kom kijken, leer mij kennen in het echt, en niet via de media.

 

 

Ferat Gurbuz, 34 jaar, voorzitter van de Turkse vereniging Hacibayram. Verruilt Ankara in 1992 voor Nederland. Opleiding: MTS in Turkije. Beroep: Technisch tekenaar. Vrouw: Administratief medewerker UWV. Kinderen: Twee, op een christelijke school. Dat was de beste school. Hobby's: Voetbal, voorstopper. Heb in het eerste elftal gespeeld bij CDN, DEV en Yasamspor. Pensioen: Liever in Turkije, maar waarschijnlijk wil mijn vrouw in Nederland blijven. Begraven: 100% zeker in Turkije

Een fundament voor later

 

We dachten: er is niet veel geld, maar we hebben wel veel handige mensen in onze achterban. En we hebben Murat Özen, die is bouwmanager van beroep. Dus zijn we zelf gaan bouwen.Zonder Murat was het nooit gelukt. Veel van onze mensen zagen er tegen op, maar het gaat heel leuk. Twintig van onze leden ongeveer zijn elk weekend bezig met de bouw. Zo besparen we dertig, veertig procent op de kosten. Vierenhalve ton gaat de moskee kosten, schat ik. In het voorjaar moet het af zijn.

 

Het geld lenen we van Diyanet, de islamitische stichting Nederland, daar zijn we lid van. Gewoon tegen 5,9 procent rente. Ze helpen ons ook met andere dingen. En ze sturen de imam. Maar verder zijn we zelfstandig. Twee jaar geleden ben ik voorzitter geworden. Als vice-voorzitter had ik al veel geleerd. Hoe te praten met de gemeente, dat soort dingen. Maar het kost enorm veel tijd, ben de hele tijd aan het vergaderen. Als de bouw af is stop ik ermee. Ik zie mijn kinderen nog maar weinig.

 

Het is een kopie van een andere Nederlandse moskee, met wat aanpassingen. Die koepel, die is mooi hè, echt Turks. Twintigduizend euro, Nederlands fabrikaat. De tegels van de gebedsruimte laat ik uit Turkije komen. De tapijten ook. Het wordt prachtig. Veel ruimte, eindelijk krijgen de vrouwen dan ook hun eigen ruimte. Voor gebed, voor taallessen, computercursussen. Turks koken, ook voor Nederlandse vrouwen. Ze helpen ook bij de bouw, brengen eten. Verkopen Turkse pizza en shoarma op koninginnedag. De opbrengst is dan voor de moskee.

 

In totaal hebben we tweeenzestig leden, tweehonderdvijftig mensen. Elf families zijn geen lid. Geen zin, geen geld. We gaan wel naar hen toe om daarover te praten. Onze mensen komen uit heel Turkije, niet uit een bepaalde streek. Koerden ook, ja. Ik ben zelf Koerdisch. Het is een hechte gemeenschap geworden. Dat komt door het dorpse karakter. We kennen elkaar goed, het is allemaal niet zo massaal. De lijntjes zijn veel korter dan in de stad. Mensen uit Utrecht zeggen wel: wat zijn jullie goed bezig zeg. Ik ben blij dat ik in dit dorp woon. Lekker rustig.

 

Doordeweeks wordt er bij ons minder gebeden dan hiernaast. Dat komt, wij werken bijna allemaal. En onze imam is er alleen vrijdag en zondag. Het is geen koffiehuis, maar wel meer dan een moskee. Cursussen dus. En zachtjes televisiekijken, spelletje sheshbesh, sigaretje roken, dat kan best. Anders gaan ze ergens anders heen. Integreren? Ons leven bestaat al de hele week uit werken, slapen, kinderen, voetballen. Zaterdag is boodschappendag. Alleen de zondag is dan over. Moeten we dan ook integreren, of mogen we hier praten, voetballen kijken. Ik ben voor Ajax, maar ook voor Fenerbahçe. In de kantine van de voetbalclub is geen Fenerbahçe. Dus kijken we hier.

 

Er zit geen slechte tussen onze jongeren, echt niet één. Door de bouw is er dit jaar geen plek voor ze, maar binnenkort krijgen ze hun eigen ruimte. Als we goede activiteiten hebben komen ze wel. Ik heb al een dartboard en een dvd-speler. We gaan computers regelen, dat soort dingen. Halfuurtje darten, dvd'tje kijken, andere halfuur lesgeven. Ze spreken slecht Turks, net zo slecht als ik Nederlands. Elke generatie wordt het minder. Ik wil dat mijn kind zijn eigen cultuur kent. Anders vergeten ze alles en worden ze gewone Nederlanders. De bouw van de moskee is niet voor de ouderen, maar voor de jongeren. Hier leren we hen goed te leven. Het is een fundament voor later. Nederland zou blij moeten zijn dat we dat doen.

 

__________________ñ____________________

Volkskrant 23.09.04

Terug naar het natte schraalland

 

Ten behoeve van heikikker en oude sprengen moet de grondwaterstand langs de zomen van de heuvelrug een halve meter omhoog. Maar de vernatting vlot niet erg. ''Het is één groot pak zand. Daar loopt het water snel doorheen. Alles eromheen wordt ook nat.''

 

''Kijk, daar,'' wijst Allard van Leerdam –ecoloog van Staatsbosbeheer- op een rond weitje vol pollen donkergroene rietjes op Broekhuizen, een landgoed onder de rook van Leersum. ''Dat zijn pitrussen. Dat waren vroeger veldrussen.'' Pitrussen, veldrussen, een leek zal er zijn  schouders bij ophalen, maar ecologen weten dan genoeg, legt Van Leerdam uit: ''Als hier weer veldrussen gaan groeien, dan is het natte schraalland teruggekeerd. Dan komen een heleboel andere zeldzame soorten ook terug. Poelkikkers, heikikkers, bepaalde orchideeën, verschillende soorten zeggen. Die horen  hier, daarom moet het hier weer nat worden.''  Bert Merkens, veehouder, beziet hetzelfde veldje met gemengde gevoelens: ''Biezen zie ik. Een moeras. Slecht gras. Dat lusten koeien niet.''

 

Nederland is beroemd vanwege zijn dijken en gemalen. Polders en zelfs hele zeeen zijn gaande de eeuwen drooggepompt tot akkerland en slaapsteden. Maar, ontdekten ecologen in de jaren tachtig, water wegpompen heeft negatieve gevolgen voor de biodiversiteit. Ook de hoger gelegen gronden werden mee leeggetrokken. Zo droog dat vochtminnende planten en dieren gestaag zijn verdwenen. ''Dan kan je wel zeggen, die plantjes moeten maar ergens anders groeien, in Polen of zo, maar dan ben je niet goed bezig,'' zegt Frank van Pruissen, verdrogingsdeskundige van de Provincie Utrecht. ''Als Nederland hebben we onze eigen verantwoordelijkheid. Vooral omdat het Nederlandse deltalandschap tamelijk uniek is. Daar moet je zorgvuldig mee omgaan.'' Uniek zijn de natte schraallanden aan de voet van de Heuvelrug zeker. Nat door het schone kwelwater –als regen gevallen in de bossen hogerop- dat hier vanzelf weer omhoog borrelt. Schraal vanwege de arme grond, waarop zeldzame soorten juist goed gedijen. Maar dat schrale land is niet nat genoeg meer; de helft van de soorten is al verdwenen.

 

In 1999 kwam de provincie met officieel verdrogingsbeleid. Voor 2005 moest een kwart van alle verdroogde gebieden weer nat zijn, voor 2010 zelfs 40%. In het westen van de provincie Utrecht verloopt de vernatting volgens plan. Maar daar is de grond van klei en veen en kan het water in het ene natuurperceel omhoog –een stuw, een dijk, een dam houdt het zo tegen- zonder dat het weiland ernaast meteen verandert in een moeras. Langs de zuidelijke randen van de Heuvelrug –het Langbroekerweteringgebied- is het een ander verhaal. Daar is de grond van zand en zand houdt water slecht tegen. Het schone, schrale kwelwater sijpelt gewoon door de dijkjes heen en vervolgens het gebied uit via sloten en vaarten. ''Dat water zouden we eigenlijk langer willen vasthouden,'' zegt verdrogingsdeskundige Van Pruissen, wijzend op de Gooijerwetering, dat het kwelwater van landgoed Broekhuizen naar de Kromme Rijn afvoert. ''Hier en daar zou een stuw moeten komen, dat het water niet zo snel wegloopt.'' Van Leerdam: ''Dan kunnen poelkikkers in dat schone water hun eitjes weer afzetten.''

 

Is het land voor de een te droog, voor de ander is het te nat. Aan de overkant van dezelfde Gooijerwetering ligt het land van veehouder Bert Merkens: groene, grazige weiden. Vee staat er niet op: ''De koeien staan binnen. Het land is door de augustusregens zo nat, ze stampen alles kapot met hun hoeven.'' En wat ervoor terugkomt, zegt Merkens, is gras van inferieure kwaliteit. ''Dik gras, kweek, onkruid, pitrussen zelfs. Kijk, een koe is een topsporter. Die moet je goed voeden. Ze houden van mooi, dun gras. Net als u die mooie dunne boontjes kiest boven grove, dikke bonen. Als ik ze dat gras niet meer geef, dan geven ze minder melk.'' En dat, zegt Merkens, heeft zo zijn gevolgen voor de bedrijfsvoering. Die staat al zwaar onder druk, daar hoeft echt geen hoger grondwater meer bij. ''Ik vind het hier ook een prachtig gebied. Ik geniet ook van de natuur. Maar het is hier allemaal zand. Als je het landgoed aan de overkant natter maakt, dan gaat de grondwaterstand hier direct mee omhoog.''

 

Tegengestelde belangen, op de Heuvelrug zijn er meer te vinden. Typisch voor het gebied zijn ook de sprengen, kunstmatige beekjes eigenlijk, ooit gegraven om de vijvers en waterpartijen van de landgoederen onderaan de Heuvelrug van mooi water te voorzien. Sinds het water beneden versneld wordt afgevoerd –en de Heuvelrug daarmee leeggetrokken- zijn de beekjes drooggevallen. Met een verhoogde grondwaterstand kunnen ze verlost worden van hun zielige, modderige aanblik van de laatste decennia. ''Het peil zou bij de sprengkoppen bovenaan de Heuvelrug ongeveer een halve meter hoger moeten, dan gaan de sprengen weer lopen,'' zegt Ed Kramer, die namens het Waterschap zitting heeft in een werkgroep die de sprengen nieuw leven moet inblazen. ''Dat zou leuk zijn. We zijn aan het onderzoeken of het kan. Zeker weten doen we het pas volgend jaar, maar eerlijk gezegd verwacht ik niet dat het lukt.'' Probleem is ook hier weer het zand, legt Kramer uit: ''Benedenstrooms loopt dat water dan weer weg.'' En benedenstrooms, daar zijn inmiddels huizen gebouwd. In een nieuwbouwwijk als het Driebergse Hoenderdaal –drooggepompt door het waterschap- zouden pittoresk kabbelende sprengen voor serieuze wateroverlast kunnen zorgen.

 

De tegengestelde belangen maken de vernatting van het gebied tot een moeilijk oplosbare puzzel. Volgens de laatste tussenrapportage (2002) is nog maar 9% van de verdroogde gebieden bezuiden de Heuvelrug weer nat gemaakt. Deeloplossingen kunnen dat cijfer nog wat opkrikken. Zo moet er minder drinkwater opgepompt worden uit de Heuvelrug, zoals al gebeurt aan de noordelijke flanken (zie kader). En moet regenwater niet zomaar van dak, straat en stoep het riool in stromen, maar de grond in sijpelen. Inderdaad krijgen wegen en parkeerplaatsen hier en daar poreuze bestrating, worden regenpijpen afgekoppeld van het riool. Maar per saldo neemt het verharde oppervlak –ook door het modieus bestraten van tuintjes- alleen maar toe, en is het afkoppelen lastig en soms ook duur. In de Driebergse Parklaan –alles ligt daar open omdat het riool wordt vervangen- is de bewoners onlangs de mogelijkheid geboden hun regenpijp van het riool af te koppelen en te laten eindigen in een grindbak in de eigen tuin. Geen van de bewoners is op het aanbod ingegaan, vanwege de kosten, aldus een bewoner: ''De aanleg van een grindbak zou op bijna duizend euro komen. Ik ben erg voor vernatting, maar dat gaat zelfs mij te ver.''

 

Maar ook al zakt er meer water de grond in, effect zal het pas hebben wanneer het waterschap dat water minder snel afvoert. Daarvoor zou het 'streefpeil' van het grondwater ongeveer een halve meter omhoog moeten. ''Daartegen is nog veel weerstand,'' zegt Van Pruissen van de provincie. ''We zullen dat moeten voorbereiden met bedrijfsverplaatsingen, grondruil en grondaankopen. Stapsgewijs kan dan een gebied van voldoende omvang ontstaan, waar het water omhoog kan zonder de buurman teveel te belasten. Maar dat kan nog wel twintig jaar duren.'' Het zou soms ook sneller kunnen, wijst staatsbosbeheerder Leerdam op een andere, nieuwe beleidslijn van de rijksoverheid. ''We hebben een mooi stuk land verderop, bij Overlangbroek. Het is daar heel geschikt om de droogtebestrijding nu eens serieus aan te pakken. Er ligt een perceel tussen dat de overheid heeft aangekocht, maar niet aan ons wil doorverkopen.Volgens de nieuwe beleidslijn moet dat particulier natuurbeheer worden. Gevolg is wel dat wij dat hele gebied niet kunnen vernatten.''

 

_________________________________________________

Geen reductie drinkwaterwinning zuidelijke Heuvelrug

 

In overleg met de provincie haalt Hydron gestaag minder water uit de Heuvelrug, om de verdroging langs de noordelijke randen te bestrijden. Hydron heeft de drinkwaterwinning bij Amersfoort al gereduceerd. Over een aantal jaar komen daar nog een aantal noordelijke stations bij en zal de drinkwaterwinning op de Heuvelrug met 40% gereduceerd zijn. In plaats daarvan pompt Hydron het water nu in Flevoland uit de grond. ''Is principe hetzelfde water, maar helemaal aan het einde van de stroom,'' zegt Eric Broers van drinkwaterbedrijf Hydron Midden-Nederland. Het grondwater langs de noordelijke rand van de Heuvelrug staat nu hoger. Kleine pompjes houden de Amersfoortse kelders droog. Van minder pompen langs de zuidelijke Heuvelrug om ook daar de grondwaterstand te verhogen is geen sprake. ''Dat staat nergens op het programma,'' zegt Broers.

 

Water zakt 'bovenin' de Heuvelrug gemiddeld een meter per jaar, legt Broers uit. Tijdens het zakken verandert het van samenstelling; nutriënten en zuurstof verdwijnen, kalk komt erbij. Het zakken wordt bespoedigd door de druk van de Heuvelrug. De afgelopen natte zomer heeft de totale 'bel' drinkwater onder de heuvels daardoor indirect doen groeien van tachtig naar honderd miljoen kubieke meter. Hydron Midden-Nederland pompt jaarlijks 25 miljoen kubieke meter water uit de Heuvelrug. Dat is niet allemaal hetzelfde water. Grondwater is er in soorten. De voorloper van Hydron, een Waalse buizenfabriek, haalde 'zeer ondiep grondwater' voor de stad Utrecht vanaf 1881 uit het 'eerste pakket', onder de eerste kleilaag bij Soestduinen. Broers: ''Destijds was een beetje graven genoeg. Hoefden ze het water uit dat eerste pakket alleen nog maar op te zuigen.'' Tegenwoordig boort Hydron op Soestduinen zestig meter diep -nog altijd voor Utrecht- naar het 'tweede pakket' grondwater. Elders op de Heuvelrug wordt soms dieper, soms minder diep geboord, voor lokaal gebruik. In Bunnik zit Hydron net als frisdrankenfabriek Vrumona in het derde pakket, onder de derde kleilaag, die daar tussen negentig en honderddertig meter diepte zit. ''Eigenlijk,'' zegt Pier Snieder van, ''is het een zeiknatte berg zand, ingeklemd tussen ondoorlaatbare kleilagen. Daar zit zoveel druk op, dat hoeven we alleen maar omhoog te laten komen.''  Snieder wijst op een dikke buis waardoor het water uit de grond komt, om verderop in Vrumona's fabriek gebotteld te worden als bronwater Sourcy.  Dat bronwater, zegt Snieder, hoeven we alleen maar te ontijzeren. ''Want ijzer oxideert. En dat maakt water een beetje troebel.'' Eigenlijk, zegt Eric Broers van waterleidingbedrijf Hydron, doen wij precies hetzelfde. ''We pompen het water op en beluchten het, zodat het ijzer bezinkt. Als het water te hard is ontkalken we het, want de mensen hebben graag zacht water. Zouden we dat niet doen, dan zouden we ons water ook bronwater kunnen noemen.''

 

 

 

__________________ñ____________________

Volkskrant 01.05.04

Kwestie van Lange Adem

 

De 'gesplitste aansluiting' prijkt samen met het transferium bovenaan het prioriteitenlijstje van de gemeentes Driebergen en Zeist. Dat ze er komen lijdt geen twijfel, maar vergt wel een lange adem, zegt een voormalige spil van het project, Henk Dekker.

 

Ooit was station Driebergen een charmant station met naar verluidt de allerbeste koffie van Nederland. Tegenwoordig is het een rundown en overbelast stationnetje dat nauwelijks voldoet een eisen van comfort en veiligheid voor de 10.000 dagelijkse passagiers. De forens loopt rond het station regelrecht in een verkeersinfarct van gesloten spoorbomen, volle parkeerplaatsen, ronkende bussen, hordes fietsende scholieren en rijen stilstaande auto's, die een steenworp verder de A12 op en af proberen te komen. Dat de infrastructuur hier niet is toegerust op een bevolking van 100.000 inwoners, een economie met 50.000 arbeidsplaatsen en een concentratie van conferentieoorden, opleidingsinstituten en andersoortige instellingen, dat is pijnlijk duidelijk. En elke dag wordt het drukker.

 

Het was midden jaren negentig dat Verkeer en Waterstaat besloot dat de snelweg A12 breder en de trein naar Duitsland harder moest. Het spoor en de snelweg naar het oosten doorsnijden vrijwel parallel de Heuvelrug, dus vroeg de minister of de aanliggende gemeenten nog slimme ideeën hadden. Bunnik kwam met de G-variant, waarbij A12 en hogesnelheidslijn gebundeld om Bunnik heen gelegd werden. Maarn –in tweeën gehakt door de bundel infrastructuur- liet alles in een tunnelplan onder het dorp zakken. De Driebergse gemeenteraad bezag de visuele presentaties van de beide buurgemeenten in stille bewondering, terwijl de Zeister burgemeester Boekhoven tijdens een ambtenarenberaad de vuist met enige nadruk op tafel liet vallen en sprak: ''Waarom hebben wij hier niet van zulke plannen.''

 

Het is vooral de merkwaardige ligging –op de gemeentegrens- dat Driebergen en Zeist lange tijd verlamd naar de schetsen en naar elkaar bleven kijken. Driebergen –eigenaar van het leeuwendeel van de grond- ontbeerde de capaciteit voor grote plannen. Zeist –eigenaar van slechts een hoekje van het gebied- had het geld en de ambtenaren wel, maar miste de zeggenschap. Maar sinds het verzoek van de minister en de rappe antwoorden van de buurgemeenten is het beeld rigoureus veranderd: terwijl de mooie plannen van Bunnik en Maarn de prullenbak in verdwenen, sloegen Driebergen en Zeist de handen vastberaden ineen. Het kostte nog wat jaren, maar sinds 2002 ligt het plan voor de gesplitste aansluiting op de tafels van alle overheden: de op- en afritten richting Randstad moeten een tweehonderd meter opschuiven naar het westen, om aan te sluiten op een nieuwe parallelweg achterlangs het station. Zo zou een duurzaam en toekomstvast einde moeten komen aan de verkeerschaos rond de bestaande dubbele aansluiting.

 

Het ontwerp komt van een gezamenlijke projectgroep van Drieberger en Zeister ambtenaren die zich drie jaar lang opsloten in een klein kantoortje naast het Zeister gemeentehuis om zich bijna voltijds aan het project te wijden. Ze telden huidige en berekenden toekomstige verkeersbewegingen en treinpassagiers. Ze overlegden met rijksambtenaren, met klankbordgroepen, met de eigen bestuurders. Henk Dekker –hoofd stedebouw bij de gemeente Zeist- voerde de projectgroep aan: ''We kregen van Rijkswaterstaat een pakket met meer dan honderd mogelijke varianten. Die hebben we teruggebracht tot zes realistische oplossingen. Na dat rapport werden we voor vol aangezien: Rijkswaterstaat wilde samen tot een gemeenschappelijke oplossing komen.''

 

Niet dat het altijd even makkelijk ging. De gemeenteraden mopperden elk jaar weer over de hoge kosten van de projectgroep. Dekker: ''Koudwatervrees. Al is het twee of drie miljoen, op een uiteindelijk investering van een miljard is dat een zandkorreltje.'' Ook Rijkswaterstaat toonde zich nukkig: ''Er was een vergadering dat ik na afloop met mijn kompaan naar de auto liep. De mensen van RWS hadden onze oplossing afgewezen. Hij in paniek. Ik zeg: ze hebben gezegd nee, maar ze hebben geen van onze argumenten kunnen weerleggen. Dit is een psychologische fase, ze zijn gewend te bepalen wat er gebeurt. Aan onze oplossing moeten ze even wennen.'' Mooi was ook het bezoek van toenmalig minister Netelenbos, vertelt Dekker: ''Ze kwam uit Bunnik met het gevoel daar gegijzeld te zijn geweest. We hebben haar rustig ontvangen en van Driebergen naar Zeist gereden, door het vastgelopen verkeer. Vlak daarvoor hadden we een mooie folder laten drukken. Dat werkte, per kerende post kregen we een hartelijke brief met een halve toezegging van de minister.''

 

Toch is die halve toezegging nooit een hele toezegging geworden. Sterker nog, de sympathie vanuit Den Haag voor de gesplitste aansluiting is alleen maar dunner geworden. In de tekeningen van RWS wordt steevast voorbij gegaan aan de wensen van de gemeenten Driebergen en Zeist. Dekker -inmiddels ambtenaar in ruste-  is niettemin zeker dat zijn voorbereidende werk zal worden voltooid. ''De minister en RWS zeggen dat de procedures rond de gesplitste aansluiting de verbreding van de A12 vertragen. Dan zeg ik, als de gemeenten in contraire gaan, dan levert dat ook vertraging op. Wat je moet doen is telkens weer de argumenten noemen. En elke keer weer wapperen met die brief van Netelenbos.'' Dekker heeft ook wat voorzichtige kritiek op zijn voormalige werkgevers. ''De gemeenten zijn nog steeds niet begonnen met de bestemmingswijziging voor de gesplitste aansluiting. Als dat eerder was gebeurd, was je zaak sterker geweest.'' Toch is Dekker zeker van de uitkomst: ''Het geld is er, het draagvlak is er. De tijd is er ook. Het gaat om een investering voor 50 jaar. Dat moet je niet op een jaar kijken. Dat is geen wishful thinking, dat is realisme. Binnen drie jaar beginnen ze.''

 

Het nieuwe station, dat is verdere toekomstmuziek: ''Dat de Hogesnelheidslijn een vorm van euforisch toekomstdenken was, hadden we al snel in de gaten. Daar hoefde je geen waarzegger voor te zijn, want er was geen geld en er waren geen reizigers voor.'' Wat Dekker wel ziet verschijnen is een verhoogd station, zodat het verkeer niet meer de helft van de tijd voor gesloten spoorbomen staat te wachten. ''De weg kan niet omlaag, dan wordt het grondwater afgesneden, gaan alle bomen in een straal van zevenhonderd meter dood en hebben we geen landgoederen meer. Dus moet het spoor omhoog.'' Onzin, zegt Dekker, is het gepraat over een strijd tussen de gemeenten Driebergen en Zeist over de plaats –lees zeggenschap en inkomsten- van het toekomstige station. Dat station komt gewoon op de plek waar het nu ligt, alleen breder en op de hoogte waar nu de bovenleiding hangt. Daaronder een halfopen busstation en een parkeerruimte met aan weerszijden  woon- en kantoorruimte. ''Transferium moet je het niet noemen, gewoon overstappunt. In 2015 ongeveer, schat ik.''

 

 

 

Kader 1 (bij kaartje): Gesplitste aansluiting is plan 'zonder status'.

Afgelopen week heeft Rijkwaterstaat het definitieve Ontwerpwegaanpassingsbesluit (Owab) A12 'ter visie' (inspraak) gelegd. Voornaamste doel is een einde maken aan de files middels verbreding van de A12. Om te voorkomen dat slepende procedures hierin vertraging veroorzaken heeft Den Haag de Spoedwet in het leven geroepen. Met de Spoedwet in handen kan het Rijk de gemeenten buiten spel zetten als die niet opschieten met het verstrekken van de benodigde vergunningen. In het Owab gaat RWS uit van de verbreding van bestaande op- en afritten bij Driebergen. In dat geval moet ook de onderliggende weg –de provinciale N225- over een lengte van 250 meter aan weerszijden van het viaduct verdubbeld worden. Dat zou het monumentale beeld van de Stichtse Lustwarande (de oude buitenplaatsen en landgoederen aan weerszijden van de weg) te zeer geweld aandoen, vinden de gemeenten, daarin gesteund door de Provincie en het Bestuur Regio Utrecht (BRU). Hun voorkeur –want eleganter en toekomstvaster- is de gesplitste aansluiting en een nieuwe parallelweg achterlangs naar het station (zie kaart). De gemeenten Driebergen en Zeist, de Provincie en de BRU hebben beloofd de meerkosten van 25 miljoen zelf op te hoesten. Op dit moment wordt op hoog niveau gelobbied om die gesplitste aansluiting er alsnog door te krijgen. De gemeenten vinden dat ze aan het lijntje zijn gehouden. Ze dreigen de minister bovendien met een claim voor de tot nog toe gemaakte kosten, mocht die wederom voorbijgaan aan hun wensen. De minister komt eind mei nog op bezoek in Driebergen, maar volgens Rijkswaterstaat zit er weinig beweging in het standpunt dat de voortgang van de filebestrijding niet in gevaar mag komen door procedurele vertraging. ''De variant van de regio is nog een plan zonder status. We kunnen er op dit moment dus niets mee,'' zegt Ronald Schoofs, RWS-projectleider A12.  ''Ik denk dat de gemeenten hoopten dat wij hun plan zouden meenemen in het Owab. Achteraf was het misschien beter geweest als ze hun variant zelf eerder in procedure hadden genomen. Dan hadden we er nu op kunnen anticiperen.'' Volgens Schoofs is bovendien het draagvlak nog niet aangetoond. Milieugroepen en bewonersgroepen rond de nieuwe parallelweg zijn sterk gekant tegen een gesplitste aansluiting, met alle procedurele gevolgen. Eind augustus hakt de minister de knoop door, hoewel: ''Iedereen kan dan nog naar de Raad van State,'' aldus Schoofs.

 

Kader 2(bij oude foto):

kop:Perronverlenging positief voor fietsers en spitsreizigers Rotterdam

 

In de toekomst moet het station transformeren tot een transferium, een regionaal knooppunt van sneltrein en lightrail. Vooralsnog is alleen sprake van een perronverlenging, waardoor ook langere treinen kunnen stoppen. Dat heeft vooral positieve gevolgen voor de spitsreizigers van en naar Rotterdam, die nu nog in Utrecht moeten overstappen. Na de perronverlenging –de werkzaamheden duren tot eind van het jaar- zal de spitstrein net als buiten de spits bestaan uit een gedeelte naar Den Haag en een gedeelte naar Rotterdam. Naast de nieuwe perrons komen nieuwe fietsrekken voor 500 fietsen, als onderdeel van een algemene 'kwaliteitsimpuls' van €100.000 door de gemeente Driebergen. Voor uitbreiding van de overvolle autoparkeerplaatsen is de komende tien jaar geen plaats.

 

 

__________________ñ____________________

 

Volkskrant 27.03.04

Heilzaam werk

Zorgboerderijen bieden hun cliëntèle heilzaam en zinvol werk. Voor sommige boerderijen is dat een welkome extra inkomstenbron, anderen teren louter op de zorggelden. Over het verschil tussen hulpboeren en zorgvragers.

 

In Renswoude, op het randje van de provincie Utrecht, ligt boerderij de Groote Fliert. Een gewone boerderij met een ruim erf, grote schuren, koeien en de zure geur van ingekuild maïs. Hulpboer Coen (44) fietst elke ochtend van zijn kamertje in het stadse Ede naar het ruime erf van de Groote Fliert. Twintig jaar werkte Coen als tropisch landbouwkundige in verre buitenlanden. Vorig jaar werd hij manisch in de Seychellen, zette de boel op stelten en werd van de eilandengroep gedeporteerd. Daarna volgde een diepe depressie, een forse schuld en drie maanden dagtherapie. Tot iemand hem wees op de Groote Fliert. Boer Dick van de Lagemaat (47) vertelt dat Coen binnenkwam als een zombie: ''Hij kon de zwartbonte koeien niet onderscheiden van de roodbonte. Keek alleen maar naar de grond.'' Vijf maanden verder laat Dick de boerderij met een gerust hart achter in de handen van Coen, die nu heel anders de wereld inkijkt. ''Die openheid, die nuchterheid hier. Dat doet goed, die trekt je uit de negatieve spiraal.''

 

Boerderij de Groote Fliert is een van de ruim vierhonderd zorgboerderijen in Nederland. De boerenstand staat onder druk -kosten stijgen, prijzen dalen- en elke dag houden er boeren op met boeren. Met de bedrijfsvoering van de Groote Fliert ging het ook allengs minder. Als er inkomsten bij moeten, dacht boerin Margriet van de Lagemaat (44) vorig jaar, dan moet het de zorg worden. ''Er hebben hier altijd mensen gelopen. Buurjongens, stagelopers. Nu lopen zij hier,'' zegt Margriet en knikt met de kin naar Coen. Iedereen is welkom op hun boerderij, benadrukt ze: werklozen, verstandelijk gehandicapten, psychiatrische patiënten, dorpsgenoten: ''Vorig jaar liep hier een onderwijzer uit het dorp met een burn-out. Hij heeft zeven maanden gezweet. Nu staat hij weer twee dagen per week voor de klas. Ik wil niet zeggen dat het onze verdienste is, maar voor Coen is het hier veel beter dan bij de psych. Daar gaat na een uur het belletje weer. Hier lópen ze de zorgen gewoon van zich af.''  ''

 

Een verblijf op De Groote Fliert mag heilzaam zijn, de koeien moeten wel op tijd gemolken. Dat kan soms stress opleveren, vertelt Margriet: ''Vorig najaar moest de hooi ineens snel naar binnen. Dat was teveel voor Coen, die was toen net bij ons. Ga maar lekker naar binnen, heb ik hem gezegd.'' Boer Dick is best tevreden met zijn hulpboeren, zoals het boerengezin hen is gaan noemen: ''In het begin had ik mijn twijfels, nu niet meer. De begeleiding van deze mensen valt mee, het ritme zit er al snel in. En je stelt je voor de samenleving open, daar heb ik een goed gevoel bij.'' Margriet: ''Wie hoort er nu verhalen over de varkensflats in China aan de keukentafel? Ach, de een brengt energie mee, de ander neemt het weg. Op maandagmorgen bijvoorbeeld loopt hier een man, nou daar moet je de arbeidsvreugde echt inpompen. Elke keer weer prijzen. Goed gedaan Geurt, die heg staat er weer netjes bij. We krijgen wat begeleiding, van de provincie, maar dat heeft niet veel om het lijf. Een dagje EHBO, een cursus conflicthantering. Ik overweeg toch maar echte papieren te gaan halen.''

 

Met de inkomsten wil het nog niet echt vlotten, geven Margriet en Dick toe. Hun hulpboeren hebben allen recht op een pgb (persoons gebonden budget), waarmee ze de zorg die ze zelf hebben gekozen ook zelf kunnen inkopen. Maar het papierwerk van de regionale indicatieorganen (rio's) – die beslissen of en hoeveel pgb iemand krijgt- loopt maanden achter. Voor Coen hebben Dick en Margriet nog geen cent gezien. Hetzelfde verhaal bij hun vier andere hulpboeren. Alleen van de Amersfoortse sociale dienst ontvangen ze dertig euro per dinsdag, voor het reïntegratietraject van een werkloze man. Toch heeft Margriet meer zorgen over het welzijn van haar hulpboeren, dan over de eigen inkomsten: ''Een collega verderop neemt niemand zonder pgb. Dat zou ik nooit over mijn hart kunnen verkrijgen,'' zegt Margriet, onderwijl fruit schillend aan de lange keukentafel. ''Gezond eten schiet er wel eens bij in bij deze mensen. Dus daar hamer ik erg op.''

 

Hemelsbreed twintig kilometer zuidwestwaarts –vlak bij Cothen- ligt zorgboerderij De Bossewaard. Vandaag doe het team van de Bossewaard loonwerk in het hakhoutbosje van de Jonkheer van Sterkenbrug, verderop in Langbroek. Het bosje wordt tot aan de stronken toe afgezaagd, overal liggen takken en stammetjes. Ontdaan van kettingzaag en oorbeschermers wijst zorgboer Gerard Broekman zijn mensen aan. Soms zie je het nauwelijks, maar allemaal zijn ze in meer of mindere mate verstandelijk gehandicapt. In de legerjas loopt Mark (32), een jongen met het Down-syndroom. De tanige man in rode jas is Willem (51), een licht verstandelijk gehandicapte man, op de boerderij sinds twee jaar terug zijn ouders overleden en zijn thuis in hun graf meenamen. Rond een vuurkorf warmen nog vier jonge zorgvragers en een werkbegeleider hun handen. In de verte smijt de rest de stammetjes op een hoop. Haast is er niet bij, het werk staat in dienst staat van de zorg, niet andersom. ''Je moet uitkijken, iemand kan ook in een psychose raken,'' zegt Broekman, die de therapeutische waarde van boerderijwerk benadrukt. ''Het is beter dan moertjes in doosjes stoppen. Deze mensen moeten normaal, zinvol werk doen. Ik zie dat ze er actiever van worden. Bram bijvoorbeeld, daar verderop, die is autistisch, kan moeilijk contact maken. Op de boerderij kan hij fijn met de dieren communiceren. Soms zie je hem een uur lang over het hek hangen het paard aaien. Ik zie dat hij vooruit gaat. Dat kan alleen op een boerderij.''

 

Net als zorgboer Van de Lagemaat is zorgboer Broekman (47) klein begonnen, in 1996, met drie 'zorgvragers'  en hun rugzakjes geld. Anders dan de Groote Fliert was de Bossewaard bij aanvang geen lopend boerenbedrijf, de inkomsten kwamen volledig uit de zorggelden. Breed hadden Broekman en zijn gezin het niet die eerste jaren. Hij herinnert zich nog de bedragen, in guldens: ''Tweeëntwintigduizend gulden voor de dagopvang, vijfenveertigduizend voor inwonenden. Dat klinkt veel, maar dat was het niet. Je moest heel goed rekenen om uit te komen.'' Broekman zocht en vond daarom al snel steun van Abrona, een grote provinciale zorgverlener. Nu wonen er via Abrona vijf zorgvragers intern op de Bossewaard, overdag komen daar nog zes of zeven voor de dagopvang bij. Abrona levert ook de therapeuten en dokters die regulier en soms ook in noodgevallen langskomen op de Bossewaard. ''Je moet achtervang hebben,'' zegt Broekman, die de groie van het aantal zorgboerderijen toejuicht, maar zich soms zorgen zegt te maken over de mate van professionaliteit: ''Je zet toch ook geen ongediplomeerde achter de operatietafel? Onze medewerkers zijn allemaal geschoold en gediplomeerd.''

 

Abrona heeft De Bossewaard vorig jaar opgekocht van de verhuurder.  Broekman en zijn vrouw zijn nu in loondienst. De boerderij wordt verbouwd en geschikt gemaakt voor bewoning door twaalf zorgvragers. Er komt flink wat vee bij, de groenteteelt wordt uitgebreid. Het bedrijf wordt steeds professioneler. Broekman: ''Ik krijg een gewone werkweek. Het werd ondoenlijk, met de pgb's en zo. Het is toch een compleet bedrijf. Dat moet door een goede organisatie gedekt worden.'' De oogst van de Bossewaard is niettemin voldoende om de boerderij een eigen kleur te geven. Het groentewinkeltje op de boerderij, een marktkraam in Driebergen en het loonwerk –tuinonderhoud en snoeiwerk- leveren jaarlijks ongeveer tienduizend euro op. Dat is amper vier procent van de totale bedrijfsvoering, schat Broekman, want het leeuwendeel komt van de zorggelden. Toch zijn deze commerciële inkomsten essentieel, want die betalen de bus, de trekker en de aanhanger. Broekman: ''Zonder bus en trekker kunnen wij niet werken. Dan zijn wij geen zorgboerderij meer.''

 

kader:

Hoewel het platteland van oudsher al 'bleekneusjes' opvangt, staat de antroposofie aan de wieg van de moderne zorgboerderij. Ongeveer vanaf de jaren zeventig ontvangen psychiatrische patiënten heilpedagogie en verstandelijk gehandicapte mensen sociaaltherapie op antroposofische zorgboerderijen. Uitgangspunt is dat de 'deelnemers' - zoals zorgvragers en hulpboeren hier heten- niet in harmonie zijn met zichzelf. Door nauwkeurig te kijken naar het ontwikkelingsperspectief van de persoon en de werkzaamheden daarop toe te spitsen, moet de verbinding met de omgeving hersteld of geoptimaliseerd worden, zodat de deelnemer meer uit zichzelf kan halen. Een boerderij is essentieel, omdat daar mensen, dieren en planten bijeenkomen in het harmonische geheel. In de praktijk verschilt de antroposofische zorgboerderij van de gewone zorgboerderij zoals Vrije School verschilt van de gewone school. Er is meer tijd en aandacht voor zaken als kruidenpreparaten, seizoenen en jaarfeesten. Wat overeenkomt is de menselijk kant van het werk; dat de deelnemers plezier hebben en zinvolle dingen doen in de gezonde buitenlucht.

 

kader 2 (bij kaartje):

Er zijn in Nederland 428 zorgboerderijen, in omvang en aard sterk variërend. Het aantal groeit gestaag, in 1998 waren er nog maar 75. De meeste zorgvragers zijn psychiatrisch patiënt of (verstandelijk) gehandicapt, maar er vindt ook (tijdelijke) opvang van werklozen, demente bejaarden, jeugdigen, verslaafden en ex-gedetineerden plaats. Ongeveer eenderde van de zorgboerderijen is onderdeel van een grotere zorginstelling, eenderde heeft daarmee een vast samenwerkingsverband, eenderde bedruipt zich helemaal zelf. De laatste categorie vertoont de meeste groei, vanwege de toename van het aantal pgb's (persoonsgebondenbudget), waarbij de keuzevrijheid van zorgvragers voorop staat. Op 26 juni houden de zorgboerderijen open dag.

 

www.landbouwzorg.nl

www.zorgboeren.nl

www.heilpedagogie.nl

 

 

__________________ñ____________________

Volkskrant,31.01.04

Groene diensten     

 

Met Jacques Damen rondtoeren in het Langbroekerweteringgebied gaat in slakkengang. Damen kent van alle boerderijen, buitenplaatsen en landgoederen –en dat zijn er nogal wat- de actuele details. ''Kijk, daar, dat is toch geen gezicht. Zo'n lelijke schuur vol caravans. Die rotzooi eromheen. Dat willen we toch niet?'' Drie bolakkers verder wijst Damen op een huis zonder dak. Kort geleden stonden er nog veertig occasions achter te koop en werd er olie ververst in de garage. De plannen voor een nieuw landgoed op dezelfde plek zijn onderweg naar de gemeente. De nieuwe eigenaar zal de olie uit de grond moeten wassen en de schuren moeten slopen voordat hij een nieuw huis mag bouwen. Daarachter moet dan een landgoedje verschijnen, compleet met hakhoutbosjes, hoogstamfruit en wat weitjes. Nieuwe natuur krijgt daarmee de ruimte, oude plantensoorten keren terug. Via een wandelpaadje kan de stedeling komen genieten van de 'groene diensten' van de nieuwe landheer.

 

Jacques Damen (51) zit al bijna twintig jaar in het vak. Het vak, dat is nieuwe landgoederen ontwikkelen. Geboren als boerenzoon en opgeleid als bosbouwer en landbouweconoom kwam Damen terecht in de natuurbescherming en later in de politiek, voor de VVD. Dat was midden jaren tachtig, rond het moment dat de rijksoverheid besloot tot de aankoop van tweehonderdduizend hectares agrarisch land ten behoeve van een grote slinger aaneengesloten natuur door heel Nederland: de ecologische hoofdstructuur. Maar land aankopen door de overheid is een dure en onnodige aangelegenheid, vond Damen en begon zijn strijd voor het particulier natuurbeheer. ''Particulieren beheren de natuur graag en misschien wel beter. En het kost de belastingbetaler niets.'' Sindsdien is Damen -via zijn adviesbureau Groenland Beheer- de spil in het spel dat 'rood voor groen' heet. Het werkt als volgt: als u die lelijke schuren sloopt en het land onderhoudt en openstelt, dan mag u daar een mooi nieuw huis bouwen. Honderd projecten heeft Damen lopen, door het hele land. Het Langbroekerweteringgebied is landelijk koploper. Landbouwminister Veerman is al uitgenodigd om de honderdste hectare nieuwe particuliere natuur te komen vieren, straks in het voorjaar.

 

Zie de Willemshoeve, een oude boerderij langs de Leersumse Gooijerdijk. De oude boer en boerin vertrokken en verkochten land, huis, koeien en melkquotum. Tien hectaren gingen naar een naburige 'toekomstboer' die wilde uitbreiden, de resterende zeven hectares gingen op de schop. Een jaar lang werd de grond rond de gesloopte boerderij hevig verzet. Shovels en draglines schoven aarde heen en weer om nieuwe slotenpatronen te creëren. Op het eiland middenin die waterpartij bouwden ze de nieuwe Willemshoeve, ditmaal geen schriel boerderijtje, maar een kapitale villa, bereikbaar via een bruggetje met allure. Vorige maand betrokken de nieuwe bewoners hun buitenplaats. Hoog staat het water in de greppels en sloten rondom de Willemshoeve, vele decimeters hoger dan in de aangrenzende wetering, achthonderd jaar geleden door arbeiders van het bisdom gegraven om het gebied rond Langbroek te ontwateren. Dammen en stuwtjes beletten het water van de Willemshoeve nu de wetering te bereiken. Want het gebied moet weer natter, vinden provincie en rijksoverheid.

 

Het is vrij simpel, zegt Jacques Damen, wijzend op boerderijen aan weerszijden van de Langbroekerwetering. ''Elke dag houden er boeren op met boeren. Vooral hier, met al die kleine percelen arme zandgrond. Als je niets doet komt er allerhande opslag in en rond de stallen, of een autospuiterij. Allemaal ongewenste, gebiedsvreemde activiteiten. Aan de andere kant zijn er mensen met veel geld. Die willen niet allemaal een huis in de Provence, of een zwarte boot in Curaçao. Sommigen willen iets moois, die willen een landgoed.'' De kunst is die twee zaken bij elkaar te brengen, vindt Damen. Geef die mensen met geld, motivatie en hart voor het landschap een bouwvergunning en voorkom zo de verloedering van het landelijk gebied. ''Dat zijn geen  mensen die zo van een flatje komen, het zijn mensen die al langer affiniteit hebben met het landelijk gebied. Dat zijn mensen die niet bang zijn voor klei aan de laarzen.'' Langs de weg doemt ineens een groene gedaante op. Damen steekt groetend zijn hand op, de man groet terug. ''De dood in de pot,'' roept hij verwijtend,  wijzend op de nieuwe Willemshoeve en de natte weilanden rondom. Afgunst, denkt Damen, en angst. ''Dat was een conservatieve boer. Natuurlijk is het vervelend, natuurlijk is het moeilijk voor die boeren. Ze vinden het maar niks, dat vogeltjesland en die bloemetjesweiden. Maar stilaan komen de boeren naar ons toe. Want wij kunnen hen verder helpen. Hun bezit zo verkopen dat ze ergens anders opnieuw kunnen beginnen.''

 

Ergens anders opnieuw beginnen overwegen ook de broers Wilco en Gerard van Cooten. De Van Cooten's zijn jonge boeren met aanzien, met tachtig hectare land, honderdvijftig stuks melkvee en meer dan een miljoen liter melk per jaar. Maar hun bedrijf ligt vlak langs het nieuwe Nationaal Park Heuvelrug en mag onder geen beding uitbreiden. Bovendien moeten ze de bemesting van hun weilanden terugbrengen, wat op deze zandgrond opbrengstverlies betekent. Dus is de familie gaan rekenen. Met de opbrengst van een tot landgoed omgevormd boerenbedrijf zouden de Van Cootens elders opnieuw kunnen beginnen, en dat vooruitzicht lonkt. Wilco van Cooten (42) zal met pijn in het hart vertrekken van de boerderij waar hij geboren is, mocht het zover komen. ''Het is hier gewoon te mooi, het gebied is te waardevol voor een intensief melkveebedrijf.'' Heel goed is de plannenmakerij niet gevallen in de buurt, heeft Van Cooten gemerkt: ''Ze zien de nieuwe natuur als een belemmering voor de eigen bedrijfsvoering, want er komt meer onkruid, natter land, vreemd volk. Maar ik zeg: er liggen ook kansen. De vergoedingen voor natuurvriendelijk boeren zijn zo slecht nog niet. En verderop is de grond veel beter, zijn er wel uitbreidingskansen. '' Voor het Langbroekerweteringgebied zijn de veranderingen alleen maar goed, vindt Van Cooten, die op sommige plekken in het boerenland de verpaupering al ziet toeslaan: ''Dat is erg om te zien. Ontwikkelingen zoals deze geven het land nieuwe vitaliteit. Dat is toch veel beter.''

 

Twee steenworpen vanaf de nieuwe Willemshoeve ligt de oude Jacobshoeve, een stevig, hoekige boerderij. De Jacobshoeve is tien jaar geleden opgegeven door de oude boer. ''Maïs, maïs, niets dan maïs, stond er sindsdien op het land,'' zegt Jacques Damen misprijzend. Nu staat een fier rijtje nieuwe knotwilgjes langs de Wetering. Op een veldje rechtsachter walnotenboompjes. Linksachterin komt een hoogstamboomgaardje. Aan de einden van het landgoed groeien bosjes, eikenhakhoutbosjes. Daartussenin wat weitjes, onbemest natuurlijk want het land moet van natuurbeschermingswege verschralen, met subsidie. Langs de zomen van het nieuwe landgoed loopt het nieuwe pad, opengesteld voor de wandelende recreant. De familie Van den Brink is de nieuwe eigenaar. Jogchum van den Brink (52) heeft de walnotenboompjes zelf geplant, op de vrije zaterdag. De andere dagen van de week werkt hij als zelfstandig rentmeester aan het management van andere landgoederen. Vreemd in de sector is hij dus allerminst. Sterker nog, van oudsher bezit de familie al een landgoed, verderop in Driebergen, naast wat andere agrarische bezittingen. De Jacobshoeve is aangekocht om dat familiebezit 'mee te nemen naar de nieuwe tijd', zoals Van den Brink het noemt. De tien hectaren van de Jacobshoeve zullen worden gesplitst in twee landgoederen van vijf hectare. De oude boerderij zal worden verbouwd, de duizend vierkante meter stallen daarachter zullen verdwijnen. In ruil daarvoor mag op de andere helft van het landgoed een kleinere nieuwe buitenplaats verrijzen. Dat is niet alleen een belegging, er zit ook een flink stuk idealisme in, vindt Van den Brink: ''Je bent jaren zoet met de ontwikkeling van zo'n landgoed. Het klinkt simpel, alsof je de vergoedingen opstrijkt en naar Spanje vertrekt. Maar zo is het niet. Je moet dat land beheren, elke dag weer. En je loopt risico, het is onzeker of de vergoedingen blijven. De eerste zes jaar staan vast, maar of de maatschappij daarna nog zin heeft om die vergoedingen uit te keren, dat moet je maar zien.''

 

Kader:

Een landgoed is een landgoed als het tenminste vijf hectare groot is en een verscheidenheid aan begroeiing heeft. Er moet dertig procent bos op, het moet omzoomd zijn door laanbomen of knotwilgen en een pad hebben voor wandelaars. Nieuwe landgoedeigenaren kopen met hun landgoed ook de verplichting dat landgoed een kwart eeuw te onderhouden. Daarvoor krijgen ze subsidies en fiscale privileges. Overerving van landgoederen is via de natuurschoonwet vrijgesteld van successiebelasting. Voor aanleg, beheer en onderhoud is een reeks subsidies beschikbaar, als wederdienst voor de 'groene'(natuur) en 'blauwe' (water) diensten die de landgoedeigenaar de samenleving levert. Naast het stichten van een landgoed kan een grondbezitter ook landbouwgrond omvormen naar nieuwe natuur. Dat is onomkeerbaar en wordt gecompenseerd met tienduizenden euro's per hectare. Het stichten van landgoederen en nieuwe natuur wordt vooral aangemoedigd in gebieden waar de landbouw in de verdrukking zit, zoals in het Langbroekerweteringgebied en de Gelderse Vallei.


abumelle@xs4all.nl

Abu Melle Index